Baden in vogelvlucht

 

Baden is natuurlijk iets van alle tijden. Maar persoonlijke hygiëne was vroeger niet zo vanzelfsprekend als vandaag de dag. Het einde van de vorige eeuw werd getekend door de industrialisatie en verstedelijking, zowel in Europa als in de VS. De grote steden werden geplaagd door epidemieën die door het ontbreken van een rioleringsstelsel om zich heen konden grijpen. Stadsbesturen besloten tot het aanleggen van riolering om dit probleem het hoofd te bieden. In de VS werden strenge ‘sanitation laws’ uitgevaardigd waarin werd bepaald dat elk huis voorzien moest zijn van een toilet en badgelegenheid. In Nederland werd het pas vanaf 1910 verplicht elke woning te voorzien van een apart toilet en pas in 1965 werd het verplicht dat elke nieuwbouwwoning in Nederland gebouwd werd met een aparte badkamer.

 

De behoefte aan sanitaire producten werd steeds groter en het aantal uitvindingen en patentaanvragen op dit gebied groeide enorm. Technische ontwikkelingen volgden elkaar in hoog tempo op. In Engeland ontwikkelden Alexander Cummings, een Londense klokkenmaker, en Joseph Bramah, een meubelmaker, in de achttiende eeuw de eerste toiletpotten met spoelsystemen. Hun uitvindingen waren echter dermate ingewikkeld en kostbaar dat ze voor het grote publiek onbereikbaar bleven. Bovendien was de aanleg van een riolering en stromend water voor de toevoer van water naar de cisternes een voorwaarde voor de toepassing van een dergelijk (doorspoelbaar) toilet. Met de aanleg van waterleidingen werden in badkamers de houtgestookte waterreservoirs vervangen door ketels die aangesloten waren op de waterleiding waardoor men op elk moment van de dag de beschikking kreeg over warm water. Hout en kolen maakten in de loop van een aantal decennia plaats voor gas – en nog weer later voor elektriciteit - en badkamers werden voorzien van geisers. De aanleg van waterleidingen was belangrijk voor de ontwikkeling van een aparte badkamer in woningen, schoon water om je mee te wassen werd zo toegankelijk voor meer mensen. Maar nog belangrijker voor de grootstedelijke hygiëne was de aanleg van een rioolstelsel. Nu kon ook afvalwater op een verantwoorde wijze worden geloosd.  In het begin waren deze zaken alleen bereikbaar voor de rijken die zich dergelijke luxe konden veroorloven maar als snel kwam er een enorme massaproductie op gang die sanitaire producten ook bereikbaar maakte voor de in opkomst zijnde middenklasse. Door al deze uitvindingen werd het baden een minder tijdrovende aangelegenheid en werden ernstige epidemieën eindelijk beteugeld.

Het begin van de twintigste eeuw

Fabrikanten van keramische waskommen en kannen volgden de technische vooruitgang op de voet en ontwikkelden al snel allerlei ‘meubilair’ voor de natte ruimte in huis. In het begin waren deze zaken alleen bereikbaar voor de rijken die zich dergelijke luxe konden veroorloven maar als snel kwam er een enorme massaproductie op gang die sanitaire producten ook bereikbaar maakte voor de groeiende middenklasse.

In het begin van de twintigste eeuw was de badkamer vaak een verlengde van de slaapkamer. In rijkere milieus was de wastobbe een heuse sofa met draperieën van stof, niet in de laatste plaats uit schaamte voor naaktheid maar vooral ook omdat het zink van dergelijke tobbes vaak nogal ruw en koud aanvoelde. De tobbe werd in de loop van de negentiende eeuw meer en meer een zelfstandig meubelstuk. Persoonlijke hygiëne en comfort gingen een steeds grotere rol spelen en in het midden van de negentiende eeuw verschijnen er naast zinken tobbes de eerste vrijstaande baden van koper. Niet voor niets werd door de fabrikanten voor dit materiaal gekozen, koper houdt immers de warmte goed vast. Voor de warmwatervoorziening werden de koperen en zinken baden gecombineerd met een op hout gestookte ketel. In deze vroege badkuipen vinden we nu nog  steeds het metalen plaatje waarmee de hoogte werd aangegeven die men diende aan te houden voor het warme water om – eenmaal vermengd met het koude water – de ideale temperatuur te verkrijgen.

 

   Antiek koperen bad Rapide      Koperen bad van Rogeat & Cie

 

In Frankrijk, Engeland en de VS werden nieuwe huizen vanaf het begin van de negentiende eeuw voorzien van een aparte wasruimte, al naar gelang de luxe van de woning werd deze ruimte uitgerust met een wastafel en een toilet, eventueel aangevuld met een badkuip, douche en bidet wanneer het om een echt luxueuze badkamer ging. In Nederland ging deze ontwikkeling een stuk langzamer.

De badkamer werd zo steeds meer een zelfstandige ruimte, centraal gelegen in het huis met betegelde wanden en vloeren die veel gemakkelijker schoon konden worden gehouden dan de vaak met stof en behang gedecoreerde boudoirs. De koperen badkuip maakte aan het einde van de negentiende eeuw  plaats voor een geëmailleerd exemplaar dat op pootjes stond. Ook hier speelde het gemak en de hygiëne een grote rol. Het schoon schrobben van zink en koper was een zware klus en het nieuwe ‘moderne’ emaille was  en veel eenvoudiger schoon te houden. De eerste badkamers werden simpelweg uitgerust met een bad, een wastafel en een bidet. De rijkere huishoudens combineerden de badmengkraan met een douche. De duurste badkamers hadden een aparte douche.

 

     Verschillende types badkamers uit catalogus Charles Blanc 1908           Badkamers tentoongesteld op de wereldtentoonstelling in Parijs 

 

         Koperen bad Rapide .             Koperen baden omstreeks 1880

 

Door deze ontwikkelingen ontstonden er in Europa en de VS vele sanitair firma’s die konden voorzien in de enorme vraag naar sanitaire producten. In de Verenigde Staten waren dat bijvoorbeeld de firma’s JC Mott, Kohler en Shanks en Mayer Sniffin , in Frankrijk waren Rogeat & Cie,  Porcher, Charles Blanc en Jacob Delafon de belangrijke producenten. Engeland kende Twyford’s en de firma Johnson & Brothers en Brown, Westhead & Moore die veel producten naar het Europese vasteland exporteerden.

 

          Catalogus Jennings 1890        

                            .

Ook in Nederland waren er tal van firma’s die zich in sanitair specialiseerden. Aan de Amsterdamse Prins Hendrikkade was de firma Van den Berg & Co gevestigd. Andere firma’s waren bijvoorbeeld de Firma Stokvis & Co en Peck & Co gevestigd in Amsterdam. Zij vervaardigden het sanitair veelal niet zelf maar importeerden de artikelen uit Engeland en Duitsland en zorgden voor de installatie ervan. Zo zien we dat de catalogus van de firma Stokvis bijna een exacte kopie is van de catalogus van de firma Twyford.

 

    Catalogus sanitair firma van den Berg 1906 .    Catalogus van de firma Stokvis ongedateerd, begin 1900

   

De toiletten en fonteintjes werden vaak wel ‘gecostumized’ voor de Nederlandse markt. Toiletten kregen een voor de Nederlandse markt herkenbare naam zoals bijvoorbeeld ‘Amstel’ in plaats van ‘Niagara’ of de naam van de installateur. De installateurs boden hun clientèle uitgebreide en rijk geïllustreerde catalogi die jaarlijks werden uitgegeven. Deze catalogi geven een goed overzicht van de snelheid waarin ontwikkelingen op sanitair gebied zich voltrokken vanaf het einde van de negentiende eeuw. Verbazingwekkend is daarbij de enorme variatie in modellen, allen stuk voor stuk aangeprezen als ‘modern’ en ‘hygiënisch’. Het is interessant om te zien dat de ontwikkelingen op sanitair gebied elkaar weliswaar in snel tempo opvolgden maar dat tegelijkertijd de mode op badkamer gebied nog niet zo onderhevig was aan trends. Modellen die aan het einde van de negentiende eeuw in de catalogi worden aangeboden, zien we 10 of 15 jaar later nog steeds terug, uiteraard wel in ‘verbeterde’ vorm maar de vormentaal blijft relatief hetzelfde tot aan de Eerste Wereldoorlog.

De vormentaal van het bad

Het koperen of zinken bad werd in de meeste huishoudens die over een bad konden beschikken aan het begin van de twintigste eeuw vervangen door een model van geëmailleerd gietijzer. Daar waar de koperen baden geschrobd moesten worden met zoutzuur om ze te ontdoen van oxidatie, kon men bij een geëmailleerd bad volstaan met zeepsop. Bij de meeste fabrikanten had de klant de keuze uit een enorme hoeveelheid modellen in diverse afmetingen en in verschillende uitvoeringen. Ovaal, met een rechte achterkant, voorzien van een overloopsysteem, met een witte buitenkant of voorzien van de meest prachtig gedecoreerde pootjes en beschilderd met elegante decoraties, waarbij de klant kon kiezen uit verschillende kleuren en patronen. De zo karakteristieke pootjes van deze badkuipen hadden vaak de vorm van een leeuwenklauw of van een adelaarspoot die om een bal geklemd is. Vanaf het begin van de twintigste  eeuw werden onder invloed van de Art Nouveau ook meer florale motieven populair.

 

Antieke gietijzeren pootjes voor gietijzeren baden

 

Ook baden van keramiek, geglazuurd vuurklei, raakten in zwang. Soms op ronde of vierkante poten maar vaker zonder pootjes en passend in een hoek.  Sommige fabrikanten boden zelfs gietijzeren hoekbaden aan, het summum van moderniteit en functionaliteit. Het waren dure modellen bedoeld voor de allerrijksten en door hun enorme gewicht - vaak meer dan 400 kg - niet geschikt voor iedere woning.

 

 

                   Antieke gietijzeren hoekbad, catalogus Bono

 

De Eerste Wereldoorlog vormt een duidelijke waterscheiding wanneer het gaat om de stijl van het sanitair. Zeker in Frankrijk waar miljoenen mannen waren gesneuveld en vrouwen niet meer alleen het huishouden bestierden maar gedwongen waren om vaker buitenshuis te gaan werken. Huishoudelijk personeel dat lastige schoonmaak klusjes kan uitvoeren was ook in de rijkere milieu’s geen vanzelfsprekendheid meer en dat maakte dat de vraag naar gemakkelijk te onderhouden baden met strakkere vormen, naar baden op pootjes met minder krullen en tierelantijnen, groter werd en de fabrikanten hier meer en meer rekening mee moesten houden bij het ontwerpen van nieuwe modellen.

 

       Verschillende opties voor decoraties van gietijzeren baden begin 1900       Gietijzeren badkuip omstreeks 1910 met adelaarspootjes

Douchen in bad

Op zichzelf staande douches waren aan het einde van de negentiende eeuw en aan het begin van de twintigste eeuw nog niet zo gangbaar als nu. De eerste douches werden gevormd door een reservoir dat met (warm) water gevuld moest worden en dat boven een ronde zinken vergaarbak hing.

Douchen werd in het begin vooral beschouwd als heilzaam en therapeutisch. In kuuroorden kon men op doktersvoorschrift koude douches ondergaan met harde stralen, bij wijze van massage. De Duitse arts Kneipp was de grote voorstander van dergelijke koude baden. Douchen werd ook meer gezien als een mannelijke aangelegenheid. Mannen werden aangespoord om te douchen na het werk en na het sporten. Een harde waterstraal was niet geschikt voor een fragiel vrouwenlichaam, zo meende men. Ook de prijs van een aparte douche speelde een rol, het was echt een grote luxe die slechts weinigen zich konden veroorloven. De meeste huishoudens hadden een bad met een badmengkraan die bestond uit twee losse kranen , één voor warm en één voor koud water. Aan het begin van de twintigste eeuw werd de heilzaamheid van een douche echter steeds belangrijker geacht. Een warm bad diende gevolgd te worden door een koude stortdouche en vandaar dat sanitair fabrikanten badkranen in hun collectie opnamen die waren voorzien van een dergelijke stortdouche. Voor de dames hadden veel fabrikanten een speciale nekdouche in de collectie, zodat ingewikkelde kapsels niet bedorven raakten, haren niet nat werden en de scherpe stralen van een stortdouche konden worden vermeden. Aparte douches zien we alleen in de voorbeelden van de duurste badkamers. In dat geval was er vaak sprake van een gietijzeren douchebak op pootjes of een porseleinen bak met daarboven een douche of met een ingewikkelde kooiconstructie die waterstralen vanaf de zijkant gaf.  Het duurt in feite nog tot na de Tweede Wereldoorlog voordat een aparte douche in de badkamer echt gangbaar wordt.

 

  Douchebakken met kooi douches, catalogus Porcher 1899

     

Het lavet, wastafelmeubel en wastafel

Het lavet – het wastafelmeubel in de slaapkamer – veranderde aan het einde van de negentiende eeuw ook snel van vorm. Was het in de achttiende en negentiende eeuw meer een kaptafel, met naast een kan en waskom ook de mogelijkheid om een pruik op te hangen en haarborstels in op te bergen, zo werd het in de loop van de negentiende eeuw een meubel waarin een waskom was verzonken en dat voorzien was van een waterreservoir, bij gebrek aan stromend water. Het reservoir diende dan ‘s ochtends te worden gevuld met warm water en in het marmeren blad was een kom verzonken met een ingewikkeld kiep mechanisme.

 

      Wastafelmeubel met porseleinen tuimelbak          Houten wastafelmeubel en geschakelde wastafels.

 

Het gebruikte water kwam terecht in een emmer die aan het einde van de ochtend (door de dienstbode) werd geleegd. Het wasritueel werd dan ‘s avonds weer herhaald.  Met de komst van stromend water in de woonhuizen konden deze meubels worden aangesloten op de waterleiding en soms ook op het riool en verhuisde de wastafel van de slaapkamer naar de badkamer. Het houten meubel werd verdrongen door andere ‘moderne’ materialen. De porseleinen kom onder een marmeren blad evolueerde naar een rechthoekige bak van porselein met een opstaande rand tegen het opspattende water. Deze eerste wastafels steunden op een gietijzeren frame gemaakt van het moderne materiaal gietijzer dat in allerlei grillige vormen kon worden gegoten.

 

        Kleine wastafel van porselein uit de periode 1900-1910    Wastafelmeubel van gietijzer uit de catalogus van de firma Twyford's 1894               

           Collectie porseleinen wastafel uit de catalogus van Chantier Mirabeau

 

Rond 1900 zien we dat fabrikanten naast het aanbod van houten en gietijzeren meubels ook wastafels gaan aanbieden die helemaal van het veel hygiënischere porselein of van vuurklei (aardewerk) zijn gemaakt. Deze meubels werden in serie vervaardigd en de klant had keuze uit vele modellen: op zuil, op twee poten of op één poot, op een frame of hangend op beugels. Voor scholen en kantines werden speciale geschakelde modellen vervaardigd en ook voor ziekenhuizen en sanatoria of kuur instellingen boden de sanitair fabrikanten verschillende oplossingen. De catalogi uit de jaren 1900 - 1930 (vaak uitvoerige boekwerken van 200 pagina’s of meer) laten zien dat het aanbod enorm was, de keuze aan verschillende modellen schier oneindig en dat illustreert dat de vraag naar sanitaire producten zeer groot was. De badkamer was  - zeker in Frankrijk - een wezenlijk onderdeel van het woonhuis geworden.

 

De ontwikkeling van het toilet

De ontwikkeling van het toilet vormt een verhaal apart binnen de geschiedenis van het sanitair. Het eerste toilet met doorspoelmogelijkheid werd al in 1596 in Engeland uitgevonden door Sir John Harrington. Hij publiceerde in 1595 zijn ‘The Metamorphosis of Ajax’ met daarin een prototype van een toilet met een doorspoelmechanisme. Zijn uitvinding vond echter geen grote navolging in Engeland of de rest van Europa, het was meer een incident. Pas in de achttiende eeuw gingen porseleinfabrieken meer aandacht besteden aan de porseleinen pot of tinnen nachtspiegel. Deze diende onzichtbaar te zijn en werd om deze reden verstopt in een bijzettafel of in een mooie stoel. De pot zelf mocht wel een lust voor het oog zijn en werd voorzien van allerlei decoraties. In de loop van de achttiende en negentiende eeuw waren er diverse uitvinders die hun wc systemen lieten patenteren. Aan het einde van de negentiende eeuw beleefde de wc, het water closet, zijn hoogtijdagen wat vorm en decoratie betreft. De catalogi van Europese en Amerikaanse sanitair firma’s staan vol met toiletten met welluidende namen zoals ‘Niagara Falls’, ‘Silentium’ of ‘Simplicitas’. Stuk voor stuk rijk gedecoreerd met bloemmotieven of gegoten in de vorm van een dolfijn of leeuw. Indien bedoeld voor publieke ruimtes waren de toiletten voorzien van een klein vliegje of bijtje, aangebracht onder het glazuur in de pot en bedoeld voor de heren om op te richten. Het bijtje was eigenlijk een woordgrap. In het Latijn betekent ‘apis’ bij en de gedachte was dat ‘gestudeerde heren uit de hogere klassen’ die het Latijn machtig waren en gebruik maakten van toiletten en urinoirs zouden glimlachen bij het ‘take a piss’ en hun dure schoenen niet zouden bespetteren.


 Gedecoreerde toiletten rond 1900 Parijs

         Rond urinoir Adamant van de firma Twyford's voor publieke gelegenheden     Toilet Transvaal uit de collectie van de firma Van den Berg omstreeks 1906

 

Fonteintjes en kleine wasbakjes

In huizen die in Nederland aan het einde van de negentiende eeuw werden gebouwd, zien we vaak op de bovenverdieping een klein hoekwastafeltje in de gang. Dit was vaak de eerste en enige wateraansluiting in deze huizen. Soms bevond zich ook in de hal naast de deur naar het toilet een klein fonteintje. Bedoeld voor het wassen van de handen na toiletbezoek maar ook voor gasten die van buiten kwamen. De meeste van deze fonteintjes waren voorzien van een hoge achterkant om spatten tegen de muur te voorkomen en soms van een koperen rooster om een emmer op te zetten. In oude Amsterdamse grachtenpanden zien we nog de imposante marmeren zeventiende eeuwse voorlopers van deze negentiende-eeuwse modellen die van porselein zijn. Fabrikanten boden een zeer breed assortiment van dergelijke fonteintjes: beschilderd met de mooiste decoraties, met bolle achterkant om een ‘nis-effect’ te bereiken, met bakken in de vorm van schelpen of als hoekmodel.

 

  Gedecoreerde fonteintjes Cauldon uit de catalogus van de firma Stokvis ca.1900 

 

 Porseleinen fonteintjes voor het toilet omstreeks 1900 Frankrijk

 

Over kranen

 

Douchekranen omstreeks 1900 met zeepbakjes

 

De kranen die in de eerste badkamers werden geïnstalleerd, waren gemaakt van een koperlegering die werd vernikkeld. Door slijtage van deze laag nikkel lijken oude kranen die we nu nog kunnen vinden vaak geheel van koper te zijn geweest maar niets is minder waar. Rondom 1900 bieden alle fabrikanten vernikkelde kranen aan en pas in de loop van de jaren twintig zien we dat een afwerking in chroom in de mode komt waardoor het nikkel uiteindelijk wordt verdrongen. De eerste badkranen waren nog geen mengkranen, hadden één kraan voor warm en één voor koud water. Met ingewikkelde brugconstructies werden mengkranen gerealiseerd maar dit waren vaak de duurste opties uit de catalogus en alleen voor de allerrijksten weggelegd.

Qua vormentaal zien we dat de meeste fabrikanten teruggrijpen op de vorm van middeleeuwse waterspuwers (bec gargouille), ook elegante zwanenhalzen (col de cygne) en platte vissenstaarten (queue de carpe) fungeerden als inspiratiebron voor de uitloop van kranen. Wastafels waren in het begin ook voorzien van twee kranen. Soms vinden we wastafels met een kraan voor koud water en een ringenbakje – vaak aangezien voor zeepbakje – dat werd gebruikt om het tweede gat op te vullen als dat niet gebruikt werd voor een tweede (warm water) kraan. Wastafels met dergelijke ringenbakjes waren vaak te vinden in openbare gelegenheden. De dames konden bij het handenwassen hun kostbare ringen op een ringenbakje leggen zodat deze niet nat zouden worden. Het folie dat achter facet geslepen diamanten zat, was niet goed bestand tegen water.

 

      Badmengkranen omsteeks 1900     

  . Dauphine kranen, bec gargouille modellen uit catalogus Hygiene de Paris 1900

 

Accessoires

De badkamerinrichting kende decennialang een vast patroon. Ongeacht de mate van luxe was de badkamer standaard voorzien van een aantal essentiële zaken: een bad om in te baden en te douchen, een bidet en een wastafel met daarboven een planchet en een spiegel. Dit ‘basispakket’ werd al naar gelang de luxe van de badkamer aangevuld met andere elementen zoals bijvoorbeeld een voetenbad, een heupbad, een aparte douche en een kaptafel. Het leidingwerk in de badkamer was nog niet weggewerkt in de muur maar liep langs de wanden en dat maakte dat ook het bad meestal langs de wand werd geplaatst. Een losstaand bad kwam nauwelijks voor, ook niet in de meest luxe uitgevoerde badkamers, simpelweg omdat de installatietechnieken dit (nog) niet toestonden.

Verschillende accessoires maakten van het begin af aan een onlosmakelijk  onderdeel uit van de badkamer. Bij het bad hing meestal een sponsmandje over de rand van het bad. Boven de wastafel hing een planchet met aan weerszijden daarvan beker- en karafhouders.

 

  Diverse badkamer accessoires, Frankrijk omstreeks 1900    Badkamer accessoires omstreeks 1900

 

De karaf werd gevuld met drinkbaar water omdat het leidingwater niet altijd geschikt was voor consumptie. Daarnaast waren er speciale houders voor de tandenborstel en bakjes om zeep op te leggen. Gaslampen voorzagen de badkamers van licht en waren in eerste instantie van vernikkeld ijzer. Met gasbranders werden ook zogenaamde handdoekenwarmers verwarmd. Dit waren kleine kastjes voorzien van een ruimte om handdoeken in te leggen. Deze werden van onderen verwarmd door een kleine vlam. Met de intrede van elektriciteit in de woningen werden metalen armaturen te gevaarlijk en gaf men de voorkeur aan lichtarmaturen van porselein.

Catalogi laten een enorme diversiteit aan accessoires zien. Aan het begin van de twintigste eeuw zijn deze overwegend vernikkeld, na de Eerste Wereldoorlog wordt het aanbod van porseleinen accessoires steeds groter. Een zeldzaamheid onder de accessoires wordt gevormd door de toiletrolhouders. Toiletpapier was een uitvinding die aan het einde van de negentiende eeuw werd gedaan in de VS. Eerst was er sprake van losse stukjes papier die pasten in een gepatenteerde houder, later stapten fabrikanten over op papierrollen die in wandhouders pasten. In Frankrijk is men bij het systeem van losse papiertjes gebleven en vinden we vooral porseleinen houders voor losse vellen. Antieke toiletrolhouders voor rollen zijn nu een grote zeldzaamheid. (link lees hier alles over de geschiedenis van de toiletrolhouder).

  De eerste toiletrolhouders

 

Het Interbellum

De vormentaal en belijning van het sanitair veranderde na de Eerste Wereldoorlog in hoog tempo. Vormen werden eenvoudiger en strakker en de gietijzeren baden op pootjes maakten in de loop van de jaren twintig plaats voor de eerste inbouw baden. Tegen het einde van de jaren dertig was de badkamer geëvolueerd van een 'boudoir' en een verlenging van de slaapkamer naar een zelfstandige ruimte in huis en de inrichting van de badkamer was bereikbaar geworden voor het grote publiek, niet meer alleen bestemd voor de meest gefortuneerden in de samenleving. In het begin van de twintigste eeuw ontleenden verschillende sanitair firma's er prestige aan elk jaar nieuwe patenten, uitvindingen en vernieuwingen te presenteren in hun catalogi en daar ook mee te adverteren. De consumenten op hun beurt ontleenden prestige aan het laten plaatsen van de allermodernste badkamers, voorzien van alle gemakken, in hun nieuw gebouwde huizen. Maar na de Eerste Wereldoorlog had de badkamer een vaste plek in de meeste huizen in Frankrijk en Engeland verworven en de vraag naar sanitaire voorzieningen was groot. Sanitair werd een massaproduct dat toegankelijk was voor iedereen. De massaproductie van sanitaire artikelen in Europa ging echter ook gepaard met een verlies aan kwaliteit. Productie moest steeds sneller en efficiënter. De Europese wapenwedloop in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog veroorzaakte een zekere schaarste aan ruwe materialen en dat had zijn directe weerslag op de kwaliteit. Vooral wat betreft de productie van de metalen onderdelen zoals kranen en accessoires. Kranen uit het begin van de twintigste eeuw zijn aanmerkelijk zwaarder en beter van kwaliteit dan de kranen die werden vervaardigd in de jaren dertig. De talrijke vormen van het sanitair, de uitgebreidheid van de collecties en de diversiteit in aanbod lijken aan het einde van de jaren dertig ook in een rustiger vaarwater te komen. Na de Tweede Wereldoorlog zien we een nog grotere versobering in de meeste collecties, de jaren van de wederopbouw vormen geen hoogtepunt in de sanitair geschiedenis